Hoge Raad 29 mei 2020 BNB 2021/2

In deze video bespreek ik samen met Francois het arrest HR 29 mei 2020 ECLI:NL:HR:2020:990, BNB 2021/2. In dit arrest nuanceert de HR een van de voorwaarden die nodig is  om de BOR-vrijstelling voor de schenkbelasting in de wacht te slepen, de ‘beziteis’.

De casus

Een Holding BV met drie directe en een indirecte deelneming stond in deze casus centraal. De ouders waren eigenaar van de Holding BV. De aandelen van de Holding BV werden door hen geschonken aan hun mee participerende zoon.

Het handelde om de rechtsvraag of twee van de vier deelnemingen, die op het moment van schenking aan de zoon korter dan 5 jaar in het bezit waren van Holding BV, onder de BOR-vrijstelling konden vallen. Een bezitstermijn van meer dan 5 jaar is namelijk een van de voorwaarden om de Holding BV aandelen voor een groot deel zonder schenkbelasting over te kunnen dragen aan zoon en daar werd volgens de inspecteur niet aan voldaan. In deze zaak voldeed Holding BV trouwens wel aan alle overige voorwaarden die nodig om de BOR-vrijstelling voor de schenkbelasting te verkrijgen.

De HR ging uiteindelijk mee met de visie van de Inspecteur. De BOR-vrijstelling voor de schenkbelasting voor deze twee deelnemingen kon niet worden toegepast. In dit arrest werd de ‘bezitseis’ door de HR verdergaand ingevuld.