In navolging van de uitspraken van de Hoge Raad op 22 november 2013 concludeert het EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens) dat de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet niet disproportioneel is. Voor een uitgebreide uitleg van de BOR zie onze kennisbank: Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR/BOF).
Klagers stelden op grond van artikel 14 van het Verdrag van de Rechten van de Mens en artikel 1 van de Nederlandse Grondwet dat zij onterecht geen gebruik konden maken van de BOR bij het erven van vermogen. Het EHRM concludeert dat bij het verschil in belastingheffing tussen ondernemingsvermogen en privévermogen een legitiem doel wordt nagestreefd en is derhalve proportioneel. De vrijstellingen van de BOR zijn namelijk bedoeld om de continuïteit bij familiebedrijven te waarborgen, wat een belangrijke bijdrage kan leveren aan de werkgelegenheid en ondernemerschap in Nederland.
Verwijzende naar de meervoudige uitspraken van de Hoge Raad verklaart het EHRM verzoeker niet-ontvankelijk in de procedure.