Wie zijn auto verkoopt zal deze eerst oppoetsen. Met een bedrijf is het niet anders. Een bedrijf dat moet worden overgedragen aan de volgende generatie of aan derden moet daarvoor in gereedheid worden gebracht. En omdat de onderneming in veel gevallen een belangrijke vermogens- component is die (mede) voor toekomstig inkomen moet zorgen, is het zaak daar tijdig mee te beginnen. Elke ondernemer die bezig is met de overdracht van zijn bedrijf is ook bezig met de invulling van zijn eigen financiële toekomst, althans dat zou zo moeten zijn. Maar gebeurt dat ook daadwerkelijk?

Financiële reilen en zeilen

In de startfase van het ondernemerschap is er vaak de noodzaak alle verdiensten in het bedrijf te laten omdat de financiële situatie niet toelaat bankkrediet op te nemen. Maar ook later, als het bedrijf op de rit staat, is er een groep ondernemers, vaak familiebedrijven, die niet van strategie verandert. Ook dan worden investeringen zoveel mogelijk gefinancierd met eigen middelen want waarom zou je een beroep doen op de bank als het geld “op de plank ligt” ? Je hebt niet te maken met pottenkijkers die je ook nog rente en kosten moet betalen en er gelden geen knellende voorwaarden die het ondernemerschap heel wat minder “vrij” doet voelen als je had gewild. En het moet gezegd : deze opstelling heeft veel ondernemers in de afgelopen crisistijd geen windeieren gelegd. Juist de conservatieve financiering verschafte de bedrijven “vet op de botten” om de crisis door te komen. Toch kan een groot eigen vermogen een soepele toekomstige overdracht van de onderneming aardig in de weg staan.

Balansmanagement

Een overnamesom wordt mede bepaald door aard en omvang van het geïnvesteerd vermogen. Een surplus aan eigen vermogen zorgt voor een “zware” onderneming. Dat leidt tot een hoge overnameprijs en daarmee tot een zware financiering. In zulke situaties zijn banken veelal terughoudend om even snel de balans te herfinancieren.

Veel ondernemers hebben te maken met situaties waarbij zakelijke en privébelangen door elkaar heen lopen. Dat is niet altijd gewenst, maar door de financiële planning goed in te richten kunnen zakelijke en privé belangen elkaar juist versterken. Bepalend daarbij zijn de situatie in de onderneming en de doelstellingen (wensen) van de ondernemer.
Bij balansmanagement gaat het om een optimale verdeling van de vermogenscomponenten tussen zakelijk en privé. Soms is het beter een deel van het bedrijfskapitaal te gebruiken voor opbouw en veiligstelling van het privévermogen. Aan de andere kant kan een investering in bedrijfsactiviteiten leiden tot waardestijging van het bedrijf dat weer kan leiden tot een betere privé positie op langere termijn. Fiscaliteit speelt een rol bij balansmanagement maar is geen doel op zich. Het doel moet zijn een soepele bedrijfsoverdracht en een solide privé- positie van de verkoper na de overdracht.

Er zijn vier motieven om actief bezig te zijn met de vraag waar de verschillende vermogensbestanddelen het beste kunnen worden ondergebracht.

1. Risicospreiding. Alle vermogen in het bedrijf houden betekent volledig afhankelijk zijn van het wel en wee van het bedrijf en daarmee een onzekere toekomstige privé positie

2. Fexibiliteit bij de inzet van eigen middelen in het bedrijf. Een voorbeeld hiervan is een veel voorkomende, meestal langjarige privéfinanciering bij de bv. Als deze wordt omgezet in een privéfinanciering bij de bank, kan de bv zelf beslissen hoe de ter beschikking gekomen middelen in te zetten ( bv. investeringen).

3. Mogelijkheden fiscale boxen bieden. DGA’s kunnen te maken krijgen met alle fiscale boxen omdat ze naast grootaandeelhouder ook werknemer zijn van hun vennootschap. De grote verschillen in fiscale behandeling van zakelijke en privé transacties maakt het de moeite waard fiscale afwegingen te maken.

4. Voorsorteren op een optimale toekomstige overdracht van het bedrijf. Het welslagen van de overdracht hangt sterk samen met de “zwaarte “ van het bedrijf. Het zo “licht” mogelijk maken van de onderneming is dan ook in het belang van beide partijen.

Wees er tijdig bij!

Het komt regelmatig voor dat er pas in het zicht van de naderende overdracht serieus wordt nagedacht over de toekomstige persoonlijke financiële toekomst van de overdrager. Op dat moment is het maar afwachten of de financiële onafhankelijkheid ook daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. Daar komt nog bij dat de huidige terughoudendheid bij banken in overnamesituaties vaak een financiële participatie van de overdrager in de totale financieringsstructuur nodig maakt. Het gevolg is een (vooralsnog) blijvende financiële en emotionele betrokkenheid bij het overgedragen bedrijf. Dat kan lastig worden. Immers, potentieel pensioengeld moet in het bedrijf blijven en is tegelijkertijd onderhevig aan de resultaten van het bedrijf waarop de overdrager geen of beperkte invloed kan uitoefenen.

Zulke situaties kunnen wellicht worden voorkomen als in een vroeg stadium financiële planning wordt uitgevoerd. Te veel komt een financieel plan pas op tafel als de overname daar is. Het gaat dan eigenlijk alleen over de bestemming van de verkoopopbrengst. Het moment van financiële planning (zie ook: nieuwe uitdaging: Financiële Planning) behoort veel eerder te liggen want de essentie van een financieel plan is het verkrijgen van inzicht in welke mate de wensen voor de toekomst financieel haalbaar zijn. Dat moet dus jaren van te voren gebeuren en liefst ook nog met een regelmatige update.

Een financieel plan in het kader van de overdracht van de onderneming moet antwoord kunnen geven op drie vragen:

Wat besteed ik nu en wat heb ik straks nodig?
Wat heb ik buiten het bedrijf aan vermogen opgebouwd en hoe kan ik dat nog verder doen (balansmanagement)?
Wat is de waarde van mijn bedrijf en wat kan ik doen om die te optimaliseren?
Avatar foto

Wout was lange tijd ING senior manager Bedrijfsoverdracht. Hij was verantwoordelijk voor een adviesteam op het terrein van opvolging en overdracht. Ook was hij lange tijd bestuurslid van het Centrum van het Familiebedrijf. Sinds 2008 is hij zelfstandig adviseur en geeft hij lezingen, presentaties en workshops voor ondernemers en familiebedrijven en verzorgt hij trainingen voor (financiële) adviseurs. Sinds 2013 is Wout van der Goot ook directeur van de Stichting voor het Familiebedrijf. Wout van der Goot en Stichting voor het Familiebedrijf