De Hoge Raad schrijft een evenredige toerekening van de latente inkomstenbelasting (IB-latentie) voor bij de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR).
Vader schenkt een aandelenpakket aan zijn dochter. Ze deden bij de aangifte schenkbelasting een beroep op de vrijstellingen van de BOR. Daarbij schuift de inkomstenbelasting-claim (box 2) bij vader door naar dochter.
De Hoge Raad moest zich buigen over hoe dochter en haar vader rekening mochten houden met de IB-latentie vanwege de doorschuiving van de inkomstenbelasting-claim.
In deze discussie is:
de Belastingdienst van mening dat de IB-latentie naar evenredigheid moet worden toegepast.
en
vader en dochter zijn de mening toegedaan dat de IB-latentie volledig ten laste komt van het belaste deel van de schenking.
De Hoge Raad oordeelt in navolging van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de IB-latentie naar evenredigheid toegerekend moet worden aan het voorwaardelijk vrijgestelde en het niet-vrijgestelde gedeelte van de schenking.
De gewone jaarlijkse vrijstelling bij schenken blijft bij deze berekening buiten beschouwing. De jaarlijkse vrijstelling mag in mindering worden gebracht op de belaste verkrijging.
Bron: Hoge Raad 14 april 2017