Op 6 november 2014 (gepubliceerd 3 december 2014) heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant een voor belastingplichtigen negatieve uitspraak gedaan in het kader van de vererving van aandelen in een vastgoed-bv. De casus was als volgt.
Geen BOR voor geërfde aandelen in vastgoed-bv
Moeder heeft twee dochters. De moeder bezit alle aandelen in een bv, waarvan de activiteiten bestaan uit het verhuren van woningen en bedrijfsruimten. Na het overlijden van moeder worden de aandelen in de vastgoed-bv gewaardeerd voor een waarde van €6.850.000, zijnde de onderhandse verkoopwaarde in verhuurde staat van het onroerend goed.
De Belastingdienst volgt de gestelde waarde van het onroerend goed, maar weigert mee te gaan met het standpunt dat de dochters de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) kunnen toepassen. Daarnaast overleggen de dochters twee waarderingsrapporten, namelijk een rapport met de liquidatiewaarde van €4.500.000 en een rapport met de going-concernwaarde, zijnde ruim €3.500.000. In de aangifte erfbelasting dient volgens de dochters de liquidatiewaarde worden gevolgd en doen een beroep op de BOR.
Conclusie rechtbank
De rechtbank concludeert dat uitgegaan moet worden van 100% van de onderhandse verkoopwaarde in verhuurde staat, zijnde €8.500.000. Er was immers geen reden voor een liquidatie. Voorts concludeert de rechtbank dat het uitsluitend verhuren van woningen en bedrijfsruimte het normaal vermogensbeheer niet te boven gaat. De onderhouds- en renovatiewerkzaamheden had namelijk alleen tot doel het vermogen van de bv in stand te houden. De grootte van de portefeuille deed daar verder niet aan af. Ook het feit dat er in concurrentie werd getreden met commerciële vastgoedpartijen deed niet ter zake.
Conclusie: de bv drijft geen onderneming, maar bestaat voor 100% uit beleggingsvermogen. De BOR is niet van toepassing.
Lees hier de volledige uitspraak: Rechtbank Zeeland West Brabant 6 november 2014.