Door een WOB-verzoek (Wet openbaarheid van bestuur) is er op 23 juli 2018 meer beleid naar buitengekomen ten aanzien van de BOR.
Het is gebleken dat inspecteurs strenger zijn in het toelaten van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Op grond daarvan heeft iemand een WOB-verzoek ingediend.
In de beleidstukken worden specifieke situaties genoemd, die niet nadrukkelijk uit de wet blijken. In het kader van het kennisplatform is het te ingewikkeld als deze situaties hier uit te werken. Als bij u zo’n situatie speelt, neem dan contact op met een van onze specialisten.
In de beleidstukken komen de volgende zaken aan de orde:
- het toerekenen van ondernemingsvermogen als er geen aandelenbezit is. Denk aan de situatie dat holding-bv van vader een pand verhuurd aan de werkmaatschappij die in bezit is van de holding-bv van zoon.
- het indirecte aanmerkelijk belang via letteraandelen en de bezitseis.
- vruchtgebruik van gewone aandelen en cumprefs.
- de kwalificatie van cumulatief preferente aandelen bij een gefaseerde bedrijfsopvolging.
- vruchtgebruik en blooteigendom bij cumprefs.
- BOR en achtergestelde leningen aan werkmaatschappij. De waarde van de lening blijven voor de BOR buiten beschouwing omdat deze als beleggingsvermogen zijn aan te merken.
- Toepassen BOR bij cumprefs en bijgeschreven dividend.
- Voortzettingseis bij EZ, VOF en CV.
- Bezitseis en recent gekochte activa. Bij een uitbreiding van de huidige onderneming met een zelfstandig deel van een onderneming, moet een nieuwe bezitstermijn in acht worden genomen.
- Een negatieve waarde van de deelneming.
- Bepaling waarde objectieve onderneming bij splitsing (bijv. pand gaat niet mee na splitsing). De waarde moet worden berekend in de toestand vóór de splitsing.
- Bezitseis bij commandiet die beheersactiviteiten is gaan verrichten.
- Omslagberekening latenties bij overnamesom.
- Testamentaire last bij indirecte aandelen.
- Toerekening indirecte deelneming: naar economisch belang of aandelenbelang?
- Tweetrapsmaking en bezitsvereiste.